Het niets dat alles is (17)
Één van de bekendste teksten uit het werk van Augustinus komt uit zijn Confessiones. Augustinus voert daarin een gesprek met zijn moeder Monica, vlak voor haar dood. Hij sluit af met: ‘Treed binnen in de vreugde van uw Heer’. Toen ik de eerste keer de tekst van Augustinus las, raakte deze diep en niet voor niets. Het is één van de teksten, van de wijzen uit allerlei levensbeschouwingen, die onze weg naar inzicht ‘verlichten’.
Door: Eddy Karrenbelt
In de tekst van Augustinus schrijft hij de volgende zin: ‘Wij vroegen ons af hoe het eeuwig leven van de heiligen zou zijn, waarvan de apostel zegt: ‘geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord en in het hart van de mens is het niet opgekomen’.
Voor mij is het Hart, het Ene, waarbuiten niets is. Het is de, in de diepte, zacht, opwellende, stromende, allesomvattende Liefde. Het enige dat echt leeft. Het is niet opgekomen, omdat het Hart is wie we wezenlijk Zijn.
Het doet me denken aan wat Eckhart zei: ‘In het innerlijkste van de ziel is een enkelvoudige stilte, die in zichzelf onbeweeglijk is. Door deze onbeweeglijkheid worden alle dingen bewogen’.
Vele wijzen ‘verlichten’ onze weg, maar de weg die leidt tot het ontsluieren van onze ware natuur gaan we uiteindelijk zelf. Een wijze zei daarover: ‘De uitwendige leraar is een mijlpaal, maar alleen je innerlijke leraar brengt je tot het besef, Zijn, van je ware natuur.
Het allerinnerlijkste licht dat vredig en tijdloos in je Hart straalt is de innerlijke leraar’.
Hij is je ware natuur’.
In mijn eigen besef is overgave een sleutel. Overgave aan wie we wezenlijk zijn. Wat zich in het niets, de leegte, de stilte, openbaart. Volledig.
Het wezenlijke valt niet te kennen. We kunnen het alleen Zijn.
Wie we wezenlijk zijn, zoekt en vindt uiteindelijk ons, in herinneren, beseffen, in Zijn. Het is er altijd, bedekt door ons denken, voelen en willen.
Wij, en dat geldt ook voor vele wijzen, blijven veelal verbonden met, gebonden aan, onze, ‘wortels’. Zoals binnen het Christendom met God, schuld en zonde, boetedoening en verlossing.
Meerderen reiken daaraan voorbij, zoals Eckhart deed. Hij sprak over ‘Godheid’, voorbij elke verbeelding, en over ‘voor de met God één gewordene is God het niets dat alles is’.
Tot zover wij kunnen ‘reiken’, kunnen we zien.
Rond 1990 schreef ik er het volgende lied over:
Het is net hoe ik …
als ik kijk
ik ben licht
zijn al de schaduwen op jouw gezicht
… licht
als ik luister
ik ben stil
zijn al de woorden die je niet echt zeggen wil
… stil
als ik voel
ik ben gevoel
is er al ben je nog zo koel
… gevoel
als ik liefheb
in mijn hart
is er niets in jou dat mij verhard
… in mijn hart
uren dagen dagen
op een lange reis
stap hink stap sprong
spelenderwijs
uren dagen dagen
tot ik jou herken
stap hink stap sprong
tot ik mezelf ken
uren dagen dagen
op een verre reis
stap hink stap sprong
spelenderwijs
uren dagen dagen
tot ik jou herken
stap hink stap sprong
tot ik mezelf ken
tot ik mezelf ken
tot ik mezelf ben
als ik kijk
ik ben licht
zijn al de schaduwen op jouw gezicht
… licht
en als ziel
klinkt in mij
ben je al ben jij nog zo ver weg
… dichtbij
Binnen de Advaita Vedanta wordt over vreugde gezegd:
Door Nisargadatta: ‘De kenner van de waarheid is in harmonie met zuiver en door niets veroorzaakt, onvermengd geluk. Zijn wezen is stralend en hij weet zeker dat dit geluk zijn eigen wezen is en dat hij niets hoeft te doen of nergens naar hoeft te streven om het te vinden’.
En door Ramana: ‘Als je je eigen ware natuur kent, blijkt Zijn, Bewustzijn, Vreugde, onafgebroken zonder begin of eind aanwezig te zijn’.
Tot slot nog enkele passages van de mooie tekst van Augustinus:
‘We verruimden ons hart naar die onmetelijke waterval van de ‘levensbron die bij God is’, zodat we, doordrenkt van het water daarvan, iets van die grootse werkelijkheid konden begrijpen. Wij kwamen tot de slotsom dat geen enkel zintuiglijk genot, hoe groot ook, vergeleken kan en mag worden met wat het eeuwig geluk moet zijn’.
‘Wij spraken als volgt: als er nu eens iemand was, in wie het verlangen van het vlees tot zwijgen was gekomen. Stom geworden de fantasieën en beelden van de aarde, het water en de lucht. Als de hemelen zwegen en zelfs de ziel zweeg en boven zichzelf uitsteeg, doordat ze zichzelf vergat.
Als de dromen en de verzinsels van de verbeelding tot zwijgen kwamen en tenslotte alle stemmen zwegen, alle gebaren, alles wat om te geschieden de tijd nodig heeft.
Als daarna alle dingen zwegen en luisterden naar wie hen gemaakt heeft, en alleen Hij zou spreken. Niet door hun mond, maar Hijzelf, zodat men zijn woord zou horen, niet door stemmen van mensen of engelen, door donderslagen of door raadsels die uitgelegd moeten worden, maar als wij Hemzelf zouden horen.
‘Verondersteld dat deze toestand blijvend zou zijn en alle andere zienswijzen die niet van Hem zijn, verwijderd zouden zijn. En alleen de Zijne ons zou aantrekken, opzuigen en wegbergen in de diepste, innerlijke vreugde, zodat het leven altijd zou zijn als dit ogenblik van algeheel inzicht waarnaar wij verzuchtten, zou dat niet het bekende “Treed binnen in de vreugde van uw Heer” zijn’?
Een opname van het liedje is te bekijken en te beluisteren op Youtube:
‘Reikend’ hieraan voorbij, Zijn wij in het Hart, het allerinnerlijkste Ene.
De column is gepubliceerd op www.ongrond.nl op 9 april: